Gatewayfunctiede gatewayfuncties maken gegevensuitwisseling tussen alle beschikbare communicatietechnologieën mogelijk. Dit wordt bereikt door het gebruik van “verbindingen” die datapunten van verschillende technologieën met elkaar verbinden. Zowel” 1-to-n “als” m-to-1 ” verbindingen worden ondersteund. Verbindingen kunnen eenvoudige of complexe berekeningen bevatten. Verschillende technische eenheden van aangesloten datapunten worden automatisch geconverteerd. Verbindingen kunnen eenvoudig worden gemaakt met behulp van sjablonen. Ze worden onderscheiden in lokale en mondiale verbindingen. Met de Smart Auto-Connect™ – functie van de Configurator kunt u handmatig of automatisch verbindingen maken. Vooral het automatisch aanmaken van verbindingen vermindert de technische inspanning en helpt configuratiefouten te voorkomen.

de functie Smart Auto-Connect™ werkt op een selectie van brongegevenspunten en creëert doelgegevenspunten en de respectieve verbindingen. In principe kan Smart Auto-Connect™ werken met alle beschikbare communicatietechnologieën als bronnen. Echter, alleen geselecteerde technologieën kunnen als doel worden gebruikt. Afhankelijk van de beschikbaarheid van het apparaatmodel kunnen datapunten worden aangemaakt voor de volgende technologieën: CEA-709 (static NVs), BACnet (server objects), Modbus (slave registers) en user registers. Een opmerkelijk kenmerk in deze context is de automatische toewijzing van netwerkvariabelen aan BACnet-objecten volgens CEN/TS 15231:2005.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.